Sunday, May 06, 2007

Heulen met de barbaren - door Willem Bouwman

De Britse psychiater Theodore Dalrymple werkte in een achterstandswijk. Het viel hem op dat de mensen geen verantwoordelijkheid voor hun leven namen en kennis en ambitie misten. In een roemrucht boek, Leven aan de onderkant (2004), beschreef hij het geweld, de gebroken gezinnen en het seksueel misbruik in de wijk. Hij legde de schuld bij de verzorgingsstaat, die de 'asocialen' uitkeringen verschaft en de drang tot lotsverbetering verlamt. De verzorgingsstaat heeft hen apathisch en richtingloos gemaakt. Veertig procent van de Britten is afhankelijk van overheidssubsidies en voorziet in zijn inkomen met een rechtstreekse betaling uit de staatskas.In zijn nieuwste boek, Beschaving, of wat ervan over is, hervat Dalrymple zijn strafrede tegen de verzorgingsstaat, waarvan de discipelen zich door twee gevaarlijke misverstanden laten leiden: cultuurrelativisme en sociaal determinisme. Ze geloven dat alle culturen in wezen gelijkwaardig zijn en dat minachting van asociaal gedrag in achterstandswijken daarom onbehoorlijk is. Heeft een vrouw van twintig jaar vier kinderen van vier verschillende mannen, dan moet dat kunnen. Ze geloven ook dat misdaad en wangedrag voortvloeien uit de sociale omstandigheden waarin de dader leeft. Verpatst een vader zijn inkomen aan drank of drugs, spreek er dan geen kwaad van, want hij kan het ook niet helpen. Niet oordelen is de hoogste vorm van moraal geworden. Dalrymple spreekt van morele lafheid.
Dichtgeschroeid
In Beschaving, of wat ervan over is plaatst hij de thema's uit zijn eerste boek in een breder verband. Het bevat 25 opstellen, die los van elkaar te lezen zijn, maar die onderling samenhangen doordat Dalrymple steeds op zoek is naar de wortels van het cultuurrelativisme en het begrip voor wangedrag en ongebondenheid. Hij toont ook de vruchten, in kunst, voeding, literatuur, seksualiteit en onderwijs en vertelt wat hij met eigen ogen heeft gezien. In zijn boek wemelt het van mensen wier geweten met een brandijzer is dichtgeschroeid en die het bederf voor hun omgeving zijn.
Over zijn eigen vooroordelen is hij duidelijk. Hij gelooft met Shakespeare, de held van dit boek, dat de scheidslijn niet tussen staten, klassen of partijen loopt, maar dwars door elk mensenhart en dat ieder mens zijn leven lang moet strijden tegen driften en instincten. De mate waarin hij daarin slaagt bepaalt zijn beschavingsgraad. Wie kwaad wil voorkomen en in ware vrijheid leven wil, moet zijn driften beheersen en zijn begeerten beteugelen. Het slechte verdrijft het goede, tenzij het goede verdedigd wordt.
Dalrymple is geen christen, maar zijn mensbeeld komt dicht in de buurt van dat van de Bijbel. Hij spreekt niet van verlossing, bekering of bevrijding, maar van beheersing als een noodzakelijke, nimmer eindigende strijd, waarin de mens het met zichzelf moet zien te redden. Het heil dat hem ten deel valt, heet beschaving, dat is: ,,de som van alle activiteiten waardoor mensen hun louter biologische bestaan kunnen overstijgen en reiken naar een rijker geestelijk, esthetisch, materieel en spiritueel leven.''
Grove smaak
Bij Dalrymple wordt het kwaad nooit verslagen, hooguit tijdelijk weerstaan, en dus is de beschaving voortdurend in gevaar en in Engeland bijna ten dode opgeschreven. Nergens ter wereld is de verloedering zo ver voortgeschreden als in Engeland: ,,Een natie die nog niet zo lang geleden bekendstond om haar beheerste manieren, is nu berucht vanwege haar grove smaak en de asociale activiteiten om haar lusten te bevrijden.'' Dalrymples bewijsvoering schuilt vooral in de vele onverbloemd beschreven wantoestanden in de onderkant van Engeland: de gebroken gezinnen, de criminaliteit, het seksuele misbruik, de slechte voeding met cola, chips en chocolade.
Dalrymple ziet een nauw verband tussen vitaminegebrek en asociaal gedrag en hij verwijst naar een experiment in 'zijn' gevangenis. Ondervoede gevangenen die geregeld vitaminen kregen, gedroegen zich allengs socialer en minder gewelddadig. Foute voeding is een bron van ellende in Britse gezinnen; het ontbreken van gezamenlijke maaltijden op vaste tijdstippen heeft het laatste restje structuur uit het gezinsleven gehaald, zodat ouders en kinderen vreemden voor elkaar geworden zijn.
Deze wantoestanden staan niet op zichzelf en ze zijn niet alleen aan te wijten aan de 'asocialen'. Dalrymple gelooft dat ideeën de wereld regeren en zoekt naar de ideeën die tot afbraak van de beschaving hebben geleid. Hij vindt ze bij de gevierde schrijfster Virginia Woolf (1882-1941), die de rancune predikte, klassieke deugden hekelde en geen verschil zag tussen een nazi en een Britse man; bij de arts en literator Havelock Ellis, die geloofde dat een volmaakt mens seksueel losbandig was en die de seksualiteit wilde beroven van wetten, zeden en gewoonten; bij de schrijver D.H. Lawrence, die in Lady Chatterley's Lover de seksuele obsceniteit tot norm verhief en de draak met kuisheid stak. In 1960 voerde Penguin Books een proces om de ongekuiste versie van het boek te mogen publiceren, luid toegejuicht door de Britse intellectuele elite. Het boek mocht verschijnen en werd meteen door een kwart van de Britse huishoudens aangeschaft. Als Dalrymple in zijn spreekkamer een driejarig jongetje 'well, fuck you' tegen zijn moeder hoort zeggen, omdat ze hem verbood de dokterstelefoon kapot te maken, hoort hij de stem van Lady Chatterley's Lover. Lawrence en zijn geestverwanten hebben een Egyptische duisternis over Engeland gebracht.
Heulen
Zij kregen zoveel invloed, omdat de Britse intellectuelen zich afzijdig houden of met de tijdgeest meebabbelen. Ze verloochenen historische waarden en klassieke deugden, want ze denken dat hun manier van leven niet beter is dan die van de onderklasse. Nietsdoen is genoeg om de barbaren te laten zegevieren - een woord van Edmund Burke -, maar de Britse intellectuelen hebben iets veel ergers gedaan: ze hebben met de barbaren geheuld en de vraag naar waarheid als een grap beschouwd, zoals eens Pilatus. In academische teksten en journalistieke beschouwingen wordt alleen nog met ironie over 'beschaving' gesproken, alsof beschaving een mythisch wezen is. Iedereen moet doen waar hij zin in heeft en wie er iets van zegt, is bemoeizuchtig, autoritair of waant zich superieur. Het is morele lafheid, meent Dalrymple, die Britse intellectuele en politieke elites verantwoordelijk houdt voor de ,,permanente maatschappelijke ramp'' die het land getroffen heeft. Ze sluiten hun ogen ervoor en weigeren hun verantwoordelijkheid te nemen. ,,Liever miljoenen mensen die in misère en ellende leven dan dat zíj zich schuldig voelen.''

Dalrymple schrijft over Engeland, maar zijn bevindingen zijn elders gemakkelijk terug te vinden, ook in Nederland. De hysterische reacties op het overlijden van Pim Fortuyn of André Hazes en de permanente emotionele incontinentie op tv laten zien dat beteugeling van driften en beheersing van emoties - het kenmerk van beschaving - geen norm meer zijn. Nederland kent geen Virginia Woolf, Havelock Ellis of D.H. Lawrence, maar hun namen doen de gedachten gemakkelijk uitgaan naar hun geestverwanten in het vaderland. Nederlandse elites hebben met de seksuele en morele revolutie van de jaren zestig meegebogen als rietstengels in de wind.
Dalrymples boek biedt inspiratie tot een nieuw beschavingsoffensief. Het prikkelt tot nadenken over de bron van het kwaad en wijst een uitweg die verdergaat dan normhandhaving en fatsoensherstel: aanschouw het kwaad en tracht het te beheersen, niet het minst in eigen ziel.
Beschaving, of wat ervan over is
Theodore Dalrymple. Uitg. Nieuw Amsterdam, Amsterdam 2005. 352 blz. 24,95

0 Comments:

Post a Comment

<< Home

jobs
jobs Counter